Ik zie mijzelf terug in een schilderij van Pieter Brueghel (Winterlandschap met schaatsers en vogelknip)
Het is in de strenge winter van 1565/1566 waarin de aanhoudende vorst niet van wijken weet. In ons dorp heerst grote onrust omdat de Spaanse overheersers bevolen hebben dat iedereen zich moet laten inschrijven en registreren. Bij gebrek aan dorpshuis gebeurt dat in de herberg.
Ondertussen spelen mijn leeftijdgenootjes luidruchtig op het ijs en in de sneeuw: ze schaatsen, gooien met sneeuwballen, rijden met zelfgemaakte sleetjes over de bevroren rivier, tollen en kolven.
Van mijn moeder heb ik mijn eerste schaatsen gekregen. Die waren eerst van mijn broer Jan, daarvoor van mijn broers Wim en Ton en misschien daarvoor ook nog van mijn broers Gab en Kees, dat weet ik niet meer. De schaatsen zijn van hout met roestige ijzers en hebben lange rafelige rode veters. Het is heel moeilijk om die met mijn verkleumde vingers vast te binden en nadat ik enkele onzekere slagen gemaakt heb schieten ze al weer los en hangen de schaatsen aan de zijkanten van mijn schoenen. Uiteindelijk sta ik rillend van de kou aan de kant, in de hoop dat niemand mij ziet en dat ik snel naar binnen mag.
Ik ben 9 jaar.
Ik heb helemaal niet gezien wat er allemaal bij de herberg gebeurde. En dat er op datzelfde moment in ons armoedige en vervallen dorp een wonderbaarlijke en allesbepalende gebeurtenis plaats vindt kom ik vast veel later te weten. Nu kan ik zeggen dat ik er heel dichtbij was en dat ik met mijn waardeloze schaatsen deel uit maak van onze geschiedenis.
Ik zie mijzelf terug voor een enorm schilderij in een enorme zaal van het Louvre.
Ik ben 15 jaar en voor het eerst in Parijs, -bij verrassing meegenomen door mijn oudere broer Wim in de laatste week van het jaar 1965. Ik kom ogen tekort en voel me steeds kleiner worden terwijl het schilderij alsmaar groter wordt. Ik zie de schipbreukelingen, het zinkende vlot, de aangetaste lijken, de wanhopige gebaren en ook de hoop, geschilderd in een oprijzende driehoek van verstrengelde lichamen. Omdat ik het verhaal niet ken verzin ik het zelf. In dat verhaal vol tragedie en heldendom behoor ik niet tot de slachtoffers maar bedenk ik mijzelf als schilder en regisseur van dit meeslepende tafereel.
Zoiets groots zou ik natuurlijk nooit kunnen maken, toch besluit ik op dat moment om kunstenaar te willen zijn. En na al die jaren groeide steeds meer mijn besef: kunst gaat over jou zelf: je kunt jezelf er in terug vinden en herkennen en helpt je om de juiste weg te wijzen.